Column: Ondernemen in Nederland: een lesje economie

Als 128-jarig familiebedrijf zijn we lid van FB Ned, de Nederlandse vereniging van familiebedrijven. Met een stuk of 25 toonaangevende bedrijven togen we naar Den Haag voor een gesprek met Kamerleden en VNO-NCW. Een impressie.
Een belangrijk onderwerp van gesprek was het vestigingsklimaat in Nederland
We vinden ons als vereniging een waardevolle bron van kennis over ondernemen in Nederland. Het is voor Kamerleden met economie in hun portefeuille een buitenkans om met ons te mogen praten. Zeker omdat alle partijen pretenderen de familiebedrijven heel belangrijk te vinden. Het was dan ook een teleurstelling dat VVD en PVV niet aanwezig waren. We moesten het doen met BBB, CU, NSC, CDA en GL-PvdA.
Een belangrijk onderwerp van gesprek was het vestigingsklimaat in Nederland. Met mooie belastingdeals probeerde men Shell en Unilever binnen te houden, zonder succes. Familiebedrijven (meestal kleiner dan Shell en Unilever) krijgen deze kans niet. Sterker nog, de linkse partijen willen de BOR-regeling (minder erfbelasting betalen bij overdracht van het bedrijf binnen de familie) versoberen of afschaffen. Ondernemers zijn namelijk allemaal rijk en kunnen wel wat missen. Bovendien hebben die verwende zoontjes en dochtertjes van de baas er nooit voor gewerkt. Dat beeld hebben we stevig proberen bij te stellen.
Er is bijvoorbeeld een groot verschil tussen vermogen en rijkdom. De meeste bedrijven hebben hun geld in bezittingen zitten en niet cash op de bank staan. De erfbelasting kunnen ze dus niet eens betalen. Dan zou bij de overgang naar een volgende generatie verkoop de enige optie zijn. Investeringsfondsen stappen dan in en proberen zo snel mogelijk rendement te maken met hun nieuwe bezit. Wij, als familiebedrijven, denken dus dat het er toe doet wie eigenaar is. Een bedrijf hebben en besturen gaat namelijk niet om het geld, maar om het bieden van continuïteit aan klanten, medewerkers en leveranciers. Opvolging binnen de familie is geen doel op zich, maar draagt wel sterk bij aan deze continuïteit. Voor bedrijfsopvolgers dient zo’n nieuwe fase in hun leven leuk te zijn. Een uitdaging dus en geen loden jas.
Een mooie uitspraak van één van de Kamerleden was: de economie moet weer terug in financiën
In deze discussie kwam een interessante discrepantie naar voren in onze politiek en rechtspraak. We hebben een Rijnlands politiek model (praten totdat we eruit zijn en het sluiten van compromissen) maar de rechtspraak neigt steeds meer naar het Angelsaksische (zwart-wit: regels zijn regels en die voeren we exact zo uit). Dat wringt, kijk bijvoorbeeld naar de stringente Kritische Depositie Waarde voor stikstof in de wet. Dit zwart-wit denken leidt dan weer tot spreadsheetmanagement bij de politici. Daarbij wordt alles in modellen gegoten en de uitkomst is heilig. Kritiek wordt weggewuifd als nepnieuws (zie weer de stikstofwet) en het spreadsheetje van de andere departementen doen er niet toe. Weg integraal beleid, hallo polarisatie. Een mooie uitspraak van één van de Kamerleden was: de economie moet weer terug in financiën.
De geopolitiek kwam ook nog even aan de orde. Bedrijven die verdwijnen zijn jammer voor economie en werkgelegenheid. Sommige gaten zullen worden gevuld door andere economische activiteiten. De Zuidas in Amsterdam zal floreren. Maar dat is van korte duur, want wie maakt, bepaalt. Zonder stinkende fabriek ook geen milieurechtadvocaten. Maar dat is niet het enige belang voor onze maatschappij van de agrarische sector en de maakindustrie. Met het vertrekken van bedrijven vertrekt er ook cruciale kennis. Daarbij wordt altijd gesproken over ASML, maar vergeet ook niet zoiets als zaadveredeling. De kennis van de zaadveredelaars wil je niet in China hebben liggen.
Ondernemers moeten de vrijheid hebben om te ondernemen, binnen bepaalde kaders
Dan naar VNO-NCW voor een lesje economie. We beginnen positief, want we staan er als land goed voor. Maar dat is de boodschap van de werkgeversorganisatie niet. We zijn als Nederland namelijk aan het afglijden in diverse economische indices. We zijn dus nog steeds goed, maar we worden door andere landen ingehaald. Deze trend moeten we stoppen en dat doen we niet door steeds hogere lonen te eisen en ondernemers op te zadelen met kostprijsverhogende regeltjes. Dat leidt namelijk tot de het economische fenomeen ‘Dutch disease’: we prijzen onszelf uit de markt, worden te duur en de marges staan onder druk. Ondernemers moeten de vrijheid hebben om te ondernemen, binnen bepaalde kaders.
Die regeldruk is een doorn in het oog van alle ondernemers. Politici beloven iedere keer weer beterschap. De praktijk is echter dat er steeds weer regels bijkomen. We zijn te risicomijdend. Laat eens een keer wat fout gaan en geef ambtenaren een beetje respijt. Dan hebben we ook minder ambtenaren nodig. En heel belangrijk: ga uit van kansen en positiviteit in plaats van wantrouwen. Je moet misbruik gewoon straffen en de boefjes opsluiten. De goeierikken mogen er niet onder lijden.
De dieren zijn beter vertegenwoordigd dan de mensen
Er is dus nog heel wat lobbywerk te verrichten om Den Haag en Brussel te laten inzien wat ondernemen en economie is. Er wordt al heel veel gelobbyd in Brussel, maar de grootste lobbyclub daar is Eurogroup for Animals. De dieren zijn beter vertegenwoordigd dan de mensen.